Meer geld voor materiële instandhouding niet nodig? Juist wel! Hoe de klassenverkleining heeft geleid tot scheefgroei van de MI-vergoeding.

Wiersma: ‘Meer geld voor materiële instandhouding niet nodig’ – PO/VO”

Het is niet nodig de bekostiging van de materiële instandhouding in het primair onderwijs bij te stellen, omdat uit onderzoek in 2017 naar voren kwam dat schoolbesturen genoeg geld hadden. Dat meldt onderwijsminister Dennis Wiersma in antwoord op vragen van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het Interdepartementaal Beleidsonderzoek Onderwijshuisvesting funderend onderwijs.

De minister betrekt in zijn antwoord een evaluatie dat bureau Berenschot in 2017 heeft uitgevoerd in het primair onderwijs. In deze evaluatie werden vier programma’s van eisen (PvE’s) onderzocht:

onderhoud, schoonmaak, verbruik van gas en elektra en leermiddelen. Het onderzoek liet volgens de minister zien dat schoolbesturen in de periode 2010–2014 gemiddeld 11% meer geld uitgaven aan de onderzochte PvE’s dan de vastgestelde normbedragen. De hogere uitgaven waren onder andere het gevolg van het feit dat veel schoolgebouwen oud zijn en door eigen keuzes van schoolbesturen.

9,5% van het tekort, veroorzaakt door klassenverkleiningsmaatregel(en)

Dit is echter niet het hele verhaal. Belangrijke oorzaak van het tekort is de zogeheten Klassenverkleiningsmaatregel waarmee o.a. staatssecretaris T. Netelenbos (PvdA) bekend is geworden. De klassenverkleiningsmaatregel betekende vanaf 2002 een toekenning voor de ruimtebehoefte van scholen van 115m² per groep leerlingen in plaats van 105m² (+9,5%).Voor deze ophoging van de ruimtebehoefte ontvingen de scholen geen extra vergoeding via de PvE’s materiële instandhouding. Waar de omvang van de ruimte groeide kregen scholen daarvoor niet het budget om deze extra m²’s te verwarmen, te ventileren, schoon te houden en in stand te houden.

In 2008 is de ruimtebehoefte berekening omgezet van een bepaald aantal m2 per groep naar een bepaald aantal m2 per leerling, opgehoogd met een vaste voet. Per saldo is deze wijziging zo uitgevoerd dat deze landelijk (macro) en op schoolniveau (micro) neutraal uitpakte.

Eigen keuze?

Voor de bekostigingscomponenten ‘onderhoud’ en ‘energie’ geeft Berenschot aan dat daar sprake is van een tekort van respectievelijk 15% en 81% ten opzichte van de inkomsten. Let wel, dit was in 2017. Met de huidige energieprijzen zijn de schoolbesturen nog veel duurder uit dan toen.

De vraag is wat de minister verstaat onder eigen keuze van de schoolbesturen. Scholen zijn immers voor hun huisvesting afhankelijk van gemeenten en kiezen er niet zelf voor om in een oud gebouw met hoge onderhoudskosten te zitten.

Wel kunnen scholen een ‘eigen keuze’ maken in de lesmaterialen en inderdaad is de overschrijding volgens Berenschot voor die bekostigingscomponent dan ook slechts 5%. Als je digiborden en dergelijke moet hebben en kostbare licenties dan staat deze 5% in een ander daglicht ten opzichte van ‘het schoolbord met krijtjes’ waarvoor scholen bekostiging ontvangen.

Het probleem is dat de evaluaties zich richten op baten en lasten en niet naar wat er anno 2022 in een school hoort te zitten en wat daarvoor een acceptabele prijs is. Het schoolgebouw en de inrichting van een school uit 1985 (het jaar waarin de normvergoedingen zijn opgesteld) zijn 37 jaar later achterhaald. Als we kijken naar de digitalisering, de eisen uit het bouwbesluit, de recente aandacht voor ventilatie etc. dan zijn dat ontwikkelingen waaraan het bekostigingsstelsel volledig voorbij is gegaan. Tegen het advies van de commissie LONDO (1990) in, die stelde dat periodieke bijstelling van programma’s en bekostiging noodzakelijk is, beperkte de minister de bijstelling tot aanpassing met het inflatiecijfer.

Conclusie

De “hogere uitgaven van 11%” bij de schoolbesturen zijn grotendeels, voor 9,5 procentpunt, te wijten aan de klassenverkleiningsmaatregel. Omdat de normvergoedingen hier niet op zijn aangepast, zijn wij van mening dat de stelling van minister Wiersma niet klopt. We vinden het allemaal noodzakelijk dat onze kinderen les krijgen in goede en gezonde schoolgebouwen. Laten we dan ook onderkennen dat dit geld kost en dat de standaarden sinds 1985 flink veranderd zijn. Scholen hebben zeer beperkte mogelijkheden om zelf middelen te genereren en zijn voor inkomsten zo goed als 100% afhankelijk van het Ministerie van Onderwijs.

Advies

Mocht de minister binnenkort nog vragen van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap moeten beantwoorden, dan zou hij er goed aan doen zijn licht eens op te steken bij de Landelijke vereniging van onderwijsadviseurs (Huisvesting) (http://www.lvo-onderwijs.nl/). Naast kennis over de verantwoordelijkheidstoedeling voor de onderwijshuisvesting beschikt de LVO ook over een hoog (en historisch) kennisniveau aangaande de bekostiging van de onderwijshuisvesting en de PvE’s materiële instandhouding en exploitatie. Wij helpen hem graag verder.