Visie, doel en werkveld LVO

Visie
Vanaf december 2019 richt de LVO zich nog uitsluitend op onderwijshuisvesting.
Het belang van grotere zichtbaarheid en herkenbaarheid van onderwijshuisvesting. Als afgeleide hiervan wil de LVO als kennisinstituut functioneren door het delen van kennis en informatie en door zich in te zetten als een betrouwbare advies- en samenwerkingspartner voor haar gemeentelijke achterban. Daarmee vormt de LVO het adviesplatform met erkenning vanuit gemeenten (bestuurlijk en ambtelijk) als kennisexpert in onderwijshuisvesting (verantwoordelijkheid en bekostigingsrol) en veroorzaakt daardoor verhoging van het draagvlak door hogere deelnamegraad van gemeenten

Doel van de LVO
>behoud van de huidige kennis en expertise binnen de gemeenten.  
> het onafhankelijk willen/kunnen adviseren naast de diverse landelijke platforms (zoals Bouwstenen voor Sociaal /Ruimte OK) en achterbannen (Po-raad/VO-raad/VNG)
> het promoten van de samenwerking tussen gemeenten onderling

Behoud van kennis en expertise
Er zijn veel signalen, dat de kennis en kunde van onderwijshuisvesting binnen de gemeente verschraalt. Onderwijshuisvesting is een vak apart. Denk daarbij aan het gegeven dat de gelijkheid van onderwijs moet worden bewaakt, dat schoolgebouwen bekostigd worden door de gemeente, maar vervolgenseigendom worden van de schoolbesturen. Door de bijzondere wetgeving is er een fors speelveld aan regels ontstaan gebaseerd op een lange historie (denk aan LONDO in 1984, de decentralisatie naar gemeenten in 1997 en de decentralisatie van het onderhoud aan de schoolbesturen PO in 2015). Een juiste beoordeling, advisering en toepassing en aanpassing van deze regelgeving vraagt een bijzondere kennis en kunde.
Die is vooral geborgd bij de meer ervaren adviseurs bij de gemeenten. Op o.a. het VNG-forum is zichtbaar dat bij velen basale kennis in wet- en regelgeving ontbreekt. Er is echter bij individuele leden vaak nog heel veel kennis en expertise aanwezig. Ook is er veel behoefte aan het delen van informatie uit de dagelijkse praktijk. De verwachting is dat binnen een periode van 10 jaar deze categorie adviseurs de gemeenten, vanwege hun leeftijd, zullen verlaten.

Daarnaast maken veel ambtelijke organisaties gebruik van één of meer landelijke platforms om geïnformeerd te blijven over de ontwikkelingen binnen onderwijshuisvesting. Die ontwikkelingen gaan over wet- en regelgeving (bijvoorbeeld IHP, renovatie, investeringsverbod, Harmonisatie kinderopvang), maar ook op het toepassen van diverse nieuwe technologieën. Dit laatste wordt vooral veroorzaakt door landelijke ambities  zoals Klimaatakkoord en aardgasvrij bouwen (denk bijvoorbeeld aan het RVO), maar ook lokale ontwikkelingen (duurzaamheidsambities per gemeente). Kortom een scala van externe ontwikkelingen die maken dat je als gemeente geïnformeerd wilt zijn. Ook hier ontbreekt soms het scherpe in de relatie met unieke wetgeving en heeft de LVO een belangrijke rol in het wijzen op scherpte die nodig is om uitvoerbare afspraken te maken.

Invloed uitoefenen en adviseren landelijke platforms
Onderwijshuisvesting haalt niet dagelijks de landelijke kranten. Toch rommelt het. Soms landelijk door scholen die les geven in de winter met alle ramen open om voldoende te ventileren, vaak lokaal omdat een schoolgebouw niet kan worden vervangen omdat er geen geld is. Voor veel van de oplossingen voor bovenstaande opgaven wordt naar de gemeente gekeken, niet altijd terecht.

Juist vanuit de unieke kennis en ervaring van ambtenaren en adviseurs in het land zijn we in staat om de vinger op de zere plek te leggen, de VNG en andere belanghebbenden te helpen bij hun positie en hun lobby. De LVO fungeert als adviseur en klankbord voor onderwijshuisvestingsvraagstukken op landelijk en regionaal niveau (ook bij VNG). Daarnaast lobbyen we zelf waar nodig.
De meest actuele lobby richt zich op dat er allerlei extra politieke eisen en wensen op tafel liggen, maar waarvoor geen geld is. Zo is recent BENG als eis in het bouwbesluit opgenomen en zijn om dit te bekostigen de normbedragen in de modelverordening opgehoogd. Echter, zonder dat hier een extra vergoeding tegenover staat. Vertaald naar de toekomst komen gemeenten en schoolbesturen € 21 mld. tekort om de klimaatdoelstellingen van 2050 te halen (routekaart verduurzaming schoolgebouwen). Voor dergelijke vraagstukken staat de LVO voor het belang van de gemeente.

Samenwerking tussen gemeenten
Samenwerking tussen gemeenten onderling ziet de LVO als een belangrijke oplossing voor de teruglopende kennis en kunde. Daarnaast kan samenwerking ook helpen om de werklast te verminderen (door bijv. een gezamenlijk IHP of verordening op te stellen), of door één standpunt in te nemen tegenover een regionaal functionerend schoolbestuur.
De LVO stimuleert en faciliteert daarom samenwerking tussen gemeenten per regio en op landelijk niveau door ledenvergaderingen te beleggen.

Hoe bereikt de LVO kennisoverdracht, lobby en samenwerking?
> De LVO beoogt dit te bereiken door:
> Organiseren van 4-5 (fysieke of digitale) bijeenkomsten per jaar met actuele thema’s, regelmatig met externe spreker
> Digitale thema bijeenkomsten waar één, door de leden ingebracht, onderwerp wordt uitgediept
> Website met ledendeel waar dossiers op gebied van onderwijshuisvesting zijn te vinden
> Forum waar een actueel vraagstuk ter discussie kan worden gesteld door de leden
> Frequente nieuwsbrieven met actuele informatie of vraagstukken
> LinkedIn pagina waar actuele informatie wordt gedeeld
> Periodiek overleg met de VNG
> Participatie in de Werkgroep Samenwerkingsagenda met VNG
> Organisatie van regiobijeenkomsten, contact met bestaande regionale overleggen

Werkveld
We richten ons vooral op de taakvelden van de gemeente, in relatie tot de zorgplicht voor onderwijshuisvesting. In de praktijk zijn er natuurlijk wel raakvlakken waar gemeenten en schoolbesturen met elkaar in overleg zijn.
In die taken van de gemeente zit dus ook onze wezenlijke relatie met de VNG. Die voedt ons immers met onder meer de juridische producten op basis van onderwijshuisvesting (Verordening, beleidsregels etc.).
We willen dus geen concurrent van platforms zijn, maar complementair op basis van onze oorspronkelijke en wezenlijke positie vanuit de gemeentelijke onderwijshuisvestingstaak.